Rationeel-Emotieve Training ( R.E.T. )
Wat is RET en wat houdt RET in?
RET is de afkorting voor Rationeel-Emotieve Training of Therapie. Het is een vorm van psychotherapie die in 1955 is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Albert Ellis (1913 – 2007). RET is een cognitieve gedragstherapie, wat betekent, dat het uitgaat van het idee dat je gedrag en gevoel mede worden bepaald door je gedachten en dat als je je gedrag of gevoel wilt veranderen, dat o.a. kan door je gedachten te veranderen. Kenmerkend voor de RET is dat het directief en confronterend kan zijn en actief van vorm is. RET maakt gebruik van een heel scala aan technieken en methoden die gericht zijn op je denken, voelen of op je gedrag met de bedoeling om één of meer van die drie te veranderen. Een belangrijk aspect daarvan is het onvoorwaardelijk accepteren van jezelf. (Internationaal heet RET sinds 1993 REBT, wat staat voor Rational Emotive Behavior Therapy, welke naam beter recht doet aan het feit dat het een cognitieve gedragstherapie is.)
Wat doet het Instituut voor Rationeel-Emotieve Training?
Het Instituut voor RET is een combinatie van een opleidingsinstituut en een vrijgevestigde psychologenpraktijk. Als opleidingsinstituut verzorgt het opleidingen tot RET-therapeut voor psychologen, artsen en maatschappelijk werkenden, en voor andere belangstellenden. Deze opleidingen worden door het moederinstituut van Albert Ellis erkend en door dat instituut gecertificeerd. Als vrijgevestigde psychologenpraktijk geeft het trainingen aan mensen die problemen met behulp van RET willen leren oplossen. Dat kan variëren van het vergroten van je persoonlijke effectiviteit tot het behandelen van faalangst; van het aanpakken van een burn-out tot het uit de weg ruimen van minderwaardigheidsgevoelens. Ten slotte kan men er leren hoe te komen tot een zo groot mogelijke zelfacceptatie
Zelfacceptatie
Een gebrek aan zelfacceptatie houdt in dat je structureel anders wilt zijn en doen dan hoe je meent dat je bent of doet. Dat creëert een ongezonde spanning. Je wilt misschien aardiger zijn voor bepaalde mensen of misschien juist minder aardig. Je wilt dingen beter kunnen doen dan zoals je ze nu doet. Of je wilt dingen niet zo lang uitstellen en ze sneller en efficiënter aanpakken.
In eerste instantie lijken bovenstaande intenties heel normaal en heel gezond. Wie wil nou niet z´n gedrag verbeteren, z´n prestaties vergroten of efficiënter omgaan met dingen die je op je genomen hebt? Dat is in principe geen probleem. Een sporter die haar prestaties steeds verder wil verbeteren, hoeft zeker geen last te hebben van te weinig zelfacceptatie. Sterker nog: dat willen zo ongeveer alle sporters, dat hoort erbij. Een man die zich realiseert dat hij liever voor zijn vriendin kan zijn en daaraan gaat werken, hoeft niet tegen een ongezonde spanning aan te lopen tussen hoe hij nu naar zijn vriendin doet en hoe hij eigenlijk zou willen doen. Het uit de weg willen ruimen van uitstelgedrag, hoeft niet gepaard te gaan met gevoelens van minderwaardigheid.
Toch kán in al deze gevallen zelfacceptatie in het geding komen. Kán, maar hoeft niet. Dat is een heel erg belangrijk gegeven. Het betekent namelijk, dat je het wel of niet accepteren van jezelf voor een groot deel ¬zelf in de hand hebt. En dat betekent dus ook dat mensen die lijden onder het niet accepteren van zichzelf daar iets aan kunnen doen!
Veranderen kost inspanning
Als we iets willen veranderen aan ons gedrag of aan onze prestaties, zal er iets moeten gebeuren. We zullen iets in gang dienen te zetten. Net als bij een kar die je in beweging wilt brengen, moet daarvoor een bepaalde druk worden uitgeoefend, anders gebeurt er niets. Er is een bepaalde (in)spanning nodig. Die inspanning is deels psychisch en deels fysiek. Beide kunnen gezond of ongezond van aard zijn.
Dat een fysieke inspanning ongezond kan zijn, kunnen we ons gemakkelijk voorstellen. We weten bijvoorbeeld dat langdurig met een gebogen rug inspanningen verrichten tot gezondheidsklachten leidt. Zo ook het verkeerd gebruik maken van de muis bij de computer, om niet te spreken van het aloude verkeerd tillen met gebogen rug in plaats van door de knieën te gaan. Het is veel moeilijker om te zien en voor te stellen, wanneer en hoe we ons psychisch ongezond inspannen. Maar ook psychische inspanning kan ongezond zijn en door het verkeerde gebruik schade toebrengen en tot (ernstige) klachten leiden.
Ongezonde psychische inspanning
Om het mechanisme van het opbouwen van ongezonde psychische inspanning te illustreren, nemen we het voorbeeld van een sportster die haar prestaties wil verbeteren. Als de sportster haar tegenslagen daarbij goed kan accepteren en door blijft gaan met proberen haar prestaties te verbeteren, is er niets aan de hand. Het probleem ontstaat op het moment dat ze niet bereid is te accepteren dat het niet lukt.
Als de sportster tegenvallers niet kan accepteren en tegen zichzelf zegt dat het niet zo slecht mag gaan als het op dat moment blijkt te gaan, gaat ze op een oneigenlijke manier druk uitoefenen tegen de gang van zaken. Ze kan dan denken: “Ik móet hiertoe in staat zijn,” en als ze nog een stap verder gaat, zegt ze tegen zichzelf: “…want anders ben ik waardeloos.” Nu heb je de poppen aan het dansen. De toevoeging ´want anders ben ik waardeloos´, brengt ons naar het gebied van de zelfacceptatie of beter gezegd: dat is een uiting van het niet accepteren van zichzelf. Laten we aan de hand van dit voorbeeld kijken hoe het proces van een schadelijk gebrek aan zelfacceptatie stap voor stap in zijn werk gaat en welke psychische mechanismen daarachter zitten.
Stap 1: het móet lukken
Het geheel begint met de wens om een betere prestatie te leveren. De sportster gaat aan het werk om dat doel te verwezenlijken, maar slaagt daar niet of niet helemaal in. Dat is heel gewoon. Iedere dag bereiken ontelbaar veel mensen hun doelen niet. Zo ook onze sportster, laten we zeggen dat ze Marianne heet. Marianne probeert om het tegenwerkende obstakel uit de weg te ruimen. Maar het lukt niet. Dan probeert Marianne het op een andere manier. Maar het lukt nog steeds niet. Nu denkt Marianne, uitgaande van haar vurige wens om haar doel wel te verwezenlijken: “Het moet gewoon lukken en ik moet dat gewoon kunnen!”
Wat ze nu doet is eigenlijk een truc uithalen: ze stelt zich nu op tegenover het verbeteren van haar prestaties alsof dat niet meer kan mislukken door te zeggen: “Het moet gewoon lukken en ik moet dat gewoon kunnen.” Dat is een fundamenteel andere houding dan wanneer ze zou denken: “Ik ga mijn stinkende best doen om dit te verbeteren, maar ik weet niet hoeveel ik nog kan verbeteren. Als ik niet zoveel beter kan worden als ik hoop of helemaal niet beter kan worden dan ik nu ben, dan is dat heel klote, maar dan is dat zo.”
Deze laatste houding laat helemaal open of ze zal slagen in het verbeteren van haar prestaties of niet, en ook in welke mate ze daarin zal slagen. Die andere houding, waarin het móet lukken, probeert iedere onzekerheid over de afloop bij voorbaat weg te werken door te zeggen dat het niet mogelijk is dat het niet slaagt. De idee dat het niet mogelijk is te falen is heel prettig, maar de inspanning die het vergt om dat vol te houden niet. Nog minder prettig is de confrontatie met de werkelijkheid, die zich niet laat dwingen om te zijn zoals wij willen.
Stap 2: ik ben waardeloos als het niet lukt
Als Marianne met haar houding dat het móet slagen toch niet slaagt, wordt ze waarschijnlijk boos: op de omstandigheden die niet meewerken of op de mensen die haar niet helpen. We zien veel mensen kwaad worden op hun omgeving wanneer hen iets niet lukt. Maar het is ook mogelijk dat ze de hand in eigen boezem steekt en boos wordt op zichzelf door te zeggen: “Ik had dit beter moeten kunnen en ik ben een waardeloos individu dat ik dit niet kan. ” Hiermee accepteert ze niet dat ze faalt, maar ook accepteert ze zichzelf niet als de persoon die ergens in faalt.
Ze richt nu destructieve energie tegen het gebeuren dat ze faalt, maar ook tegen zichzelf. Ze voelt zich daarbij beroerd onder haar zelfveroordeling én roept een vervelende (ongezonde) spanning op met betrekking tot haar prestaties. Waarom zou ze dat doen, wat levert haar dat op? Eén ding is duidelijk: ze zal er niet beter door presteren en dat is ook Marianne duidelijk. Maar waarom zou ze er dan toch mee doorgaan? Wat zet haar aan om iets te doen dat haar geen voordeel biedt, maar wel veel ellende bezorgt? Het antwoord is, dat het wél voordeel oplevert, maar een voordeel van heel korte duur.
Mechanisme stap 1: We ontkennen de werkelijkheid om de angst voor de pijn van het mogelijk falen niet te hoeven voelen. We vermijden onzekerheid zodat we ons volledig kunnen inzetten om ons doel te bereiken.
Het niet slagen in het verbeteren van haar prestaties is frustrerend. Het is voor Marianne onaangenaam zo niet zeer onaangenaam om met al haar inzet die ze geeft ergens in te falen. Daar zou je het liefst aan willen ontkomen, die pijnlijke teleurstelling, die enorme frustratie.
De beste manier om je doel te bereiken is door je er zoveel mogelijk voor in te zetten. Maar hoe meer je je inzet, des te groter is de teleurstelling als het niet lukt. Vandaar dat sommige mensen bij het proberen om hun doel te bereiken, zich juist om die pijnlijke teleurstelling te vermijden, niet ten volle inzetten. Dan worden ze minder teleurgesteld, minder gefrustreerd en ervaren ze minder pijn. Een groot nadeel is echter dat ze ook minder kans maken om hun doel te bereiken. Een topprestatie bij sporten zit er zo niet in. Met een dergelijke instelling zou Marianne niet ver komen.
Je volledige en onvoorwaardelijke inzet wordt dus gehinderd door de onzekerheid of het wel mogelijk zal blijken het gestelde doel te bereiken. Het denken aan de pijn die de frustratie teweeg zal brengen als het niet lukt, kan je streven ernstig tegenwerken. Precies zoals het denken aan het succes je stimuleert om je nog harder in te zetten. Om een einde te maken aan het negatieve effect van de onzekerheid welke kant het uit zal gaan, naar succes of mislukking, halen we een truc uit. We veranderen de werkelijkheid van één waarin wij naar iets streven, maar geen zekerheid hebben over het resultaat, naar een werkelijkheid waarin we het wel volledig voor het zeggen hebben.
Zoals we hierboven al zagen, kun je anders kijken naar het bereiken van je doel: niet als iets wat een zekere kans van slagen heeft, maar als iets dat absoluut en zeker zál en móet slagen. Dat is een poging om vooraf de onzekerheid van het slagen helemaal weg te nemen. Helaas is dat niet mogelijk. Als we de eis stellen dat iets zeker MOET slagen, stellen we ons niet realistisch op tegenover de werkelijkheid. Maar deze opstelling heeft wel een groot voordeel: we hoeven niet meer in te zitten over de mogelijkheid dat we helemaal of gedeeltelijk falen. We kunnen naar ons doel streven zonder dat we er rekening mee hoeven te houden dat we kunnen falen. We creëren daarmee de innerlijke bereidheid om ons volledig in te zetten, we houden geen slag meer om de arm.
Mechanisme stap 2: Het ontkennen van de werkelijkheid vergt ondraaglijke inspanningen. Door waardeloos te worden heffen we die ondraaglijke spanningen op.
De kosten van het ontkennen van de werkelijkheid, de mogelijkheid dat we ons doel niet bereiken, zijn helaas erg hoog: we zijn in ons hoofd de hele tijd bezig met eisen dat het lukt. Dat geeft psychisch en lichamelijk enorme spanningen: we worden bang, kunnen niet ontspannen, raken verkrampt, kunnen niet slapen, enz. We moeten immers alles voor zijn dat het bereiken van ons doel zou kunnen blokkeren. We maken onszelf bijna gek door maar vast te houden aan het idee, dat wij de werkelijkheid helemaal in de hand hebben. Aan deze toestand willen we natuurlijk zo gauw mogelijk een einde maken. Laat nou heel toevallig het niet accepteren van jezelf en het jezelf waardeloos vinden hiervoor een oplossing bieden!
Als ik mijzelf waardeloos vind en mezelf dus niet langer accepteer, dan zeg ik eigenlijk dat ik helemaal niets kan, dat ik tot niets in staat ben, een totale nietsnut ben. Wat betekent dat, wanneer ik midden in die strijd zit om te bereiken wat me tot nu toe maar niet lukt? Als complete nietsnut, die ik nu dus ben, kan ik er in ieder geval zeker van zijn, dat ik dat doel helemaal nooit zal kunnen bereiken. Die eis kan ik dus net zo goed opgeven en daarmee die spanningen, want ik ben immers waardeloos, tot niets in staat. Hoe kan iemand die nergens toe in staat is dat doel überhaupt bereiken? Dat zit er gewoonweg niet in. Zo´n waardeloos iemand als ik kan dat eenvoudigweg niet voor elkaar krijgen. Waar zou ik me dan nog druk over maken?
Zo kom ik dus mooi af van die ondragelijke spanningen. Is het niet heerlijk om zonder die druk verder te leven? Dat is het zeker, maar dat kan volgens deze constructie alleen, als ik mezelf dan ook waardeloos blijf vinden! Het is alsof ik mijn ziel aan de duivel verkoop. Door mijzelf niet langer te accepteren, mezelf waardeloos te vinden, krijg ik een (tijdelijke) verlichting van die spanning om mijn doel te bereiken. Dit tijdelijke voordeel ¬van verlichting van spanning wordt echter direct gevolgd door een groter nadeel: je voelt je minderwaardig ofwel je accepteert jezelf niet meer als de persoon die faalt.
Ingewikkelde werkelijkheid: jojoën tussen de verschillende mechanismen
In werkelijkheid is het ingewikkelder, omdat we steeds jojoën tussen de verschillende fasen en niet alleen het één of het ander doen. We gaan dan heen en weer tussen:
- streven mét de mogelijkheid tot falen
- streven met slechts gedeeltelijke inzet
- streven zonder de mogelijkheid tot falen (=moeten slagen)
- te minderwaardig zijn om het doel überhaupt te bereiken, het streven opgeven
Kort gezegd komt het probleem met het proberen een doel te verwezenlijken erop neer dat we de spanning dat het kan mislukken niet willen verdragen. Vervolgens draaien we ons in allerlei bochten om van die gezonde spanning af te komen. Het gevolg is dat er eerst een nog grotere, ongezonde spanning bijkomt door het ´moeten´. Als we ook die niet aanvaarden of niet langer kunnen verdragen, blijven we achter als een waardeloos individu dat zijn of haar doel nooit meer kan bereiken.
De oplossing is om de gezonde spanning en onzekerheid, die er altijd zal zijn wanneer we iets proberen te bereiken, helemaal te accepteren en incasseren. Probeer niet door trucjes daaraan te ontkomen, want dat geeft steeds grotere problemen.
Wanneer heb je last van een gebrek aan zelfacceptatie?
Als je steeds dingen van jezelf wilt veranderen, kan het zijn dat je een gebrek aan zelfacceptatie hebt. Een gebrek aan zelfacceptatie houdt in dat je jezelf niet langer accepteert. Dat leidt tot gedachten als:
- ik ben het niet waard om blij of gelukkig te zijn of het prettig te hebben
- ik ben het niet waard om aardig gevonden te worden, anderen hoeven niet aardig tegen mij te doen
- niets belangrijks wat ik onderneem zal mij lukken
- ik verdien geen geluk
- ik ben het niet waard om te leven
Het gevolg is dan ook dat je niets meer doet om het fijn te hebben, omdat jij het toch niet verdient. Daardoor zul je het ook minder prettig hebben. Tegelijkertijd oefen je ook nog een soort druk uit op jezelf om wel goed te presteren. Kortom je creëert je eigen hel op aarde.
Dit kan sterk overdreven lijken en het kan zijn dat je dit slechts voor een deel zo doet. Dan kun je zeggen: gelukkig maar! Toch is een beetje last hiervan hebben al heel vervelend en niet nodig. Het zal duidelijk zijn dat iemand die zo´n houding tegenover zichzelf aanneemt, zich daarbij niet erg gelukkig zal voelen. Het idee niet veel goeds van het leven te kunnen verwachten, omdat men niet deugt, en vervolgens ook niets doen om het prettig te hebben, leidt zelden tot erg grote levensvreugde.
Hoe weet je van jezelf, dat je jezelf niet accepteert?
Soms is het vrij duidelijk dat je er last van hebt dat je jezelf niet accepteert. Je herkent bovenstaande gedachten, en hebt zelf heel sterk het idee dat je waardeloos bent of dat je ´eigenwaarde´ niet erg hoog is. Je zelfbeeld is niet zo geweldig of je meent van bepaalde dingen dat je ze ´toch wel niet zal kunnen´. Het kan echter ook veel subtieler liggen. Hoewel je je onprettig voelt, komt dan niet als eerste de gedachte bij je op dat je zelfacceptatie in het geding is.
Er zijn verschillende aanwijzingen die er op kunnen duiden dat je jezelf niet accepteert:
- je voelt je onprettig en dat gevoel gaat in de richting van je down en/of minderwaardig voelen
- je bent met een project bezig en je schiet niet erg op, terwijl niets er op duidt dat je wordt tegengewerkt
- je aarzelt om ergens mee te beginnen, terwijl daar geen goede redenen voor zijn
- in gezelschap van anderen durf je niet goed te zeggen wat je wilt zeggen of wat je denkt
- als je eraan denkt om met iets bezig te zijn, ga je je min of meer down voelen
- in de aanwezigheid van bepaalde personen voel je je niet op je gemak als je denkt aan wat je bereikt hebt in je leven of aan bepaalde stukken in je leven, ga je je down voelen (let wel: dat is essentieel anders dan wanneer je verdriet hebt over bepaalde negatieve dingen die je overkomen zijn).
Dit zijn allemaal mogelijke aanwijzingen dat je onder de genoemde omstandigheden jezelf niet accepteert of jezelf naar beneden haalt. Soms kan het nog moeilijker zijn om erachter te komen dat je bezig bent jezelf te kleineren. Het is dan een beetje te vergelijken met naar het strand gaan. Als je terug komt van het strand en je kleren nog veel zand bevatten, kan het zijn dat je dat niet door hebt. Pas als je je gaat douchen en andere kleren aantrekt, merk je wat een last aan zand je met je meedroeg en hoe ongemakkelijk die kleren eigenlijk zaten en langs je lijf schuurden. Op dezelfde manier merk je soms pas dat je jezelf doorgaans kleineert, op het moment dat je daar geen last hebt en je jezelf helemaal accepteert. Het contrast maakt pas duidelijk wat er daarvoor aan de hand was. Daarom is het een goed idee om momenten van volledige zelfacceptatie te onthouden en niet alleen in je geheugen op te slaan hoe prettig dat was, maar vooral hoe je je toen voelde en hoe je toen dacht over jezelf. Hoe beter je dat weet, hoe gemakkelijker je op een ander moment kunt waarnemen dat je jezelf niet helemaal accepteert en hoe je jezelf op zo´n moment niet accepteert.
Wat kun je eraan doen? De Rationeel-Emotieve Training (RET)
Om problemen aan te pakken gebruikt de RET (Rationeel-Emotieve Training) het ABC-model, een schema om het probleem systematisch in kaart te brengen en aan te pakken.
De A (aanleiding)
Allereerst moet duidelijk zijn dat er sprake is van het niet accepteren van jezelf. Het is niet zo dat we onszelf altijd en geheel onvoorwaardelijk accepteren. Er is altijd wel iets waarin we onszelf niet accepteren. Maar als we er structureel tegenaan lopen en het ons belemmert in ons functioneren en welbevinden, is het belangrijk om te weten op welk terrein het probleem ligt: wat accepteren we niet van onszelf en hoe accepteren we onszelf dan niet? Dat is de aanleiding voor ons probleem. Iets waar we mee bezig zijn gaat niet zoals we dat willen en naar aanleiding daarvan gaan we ons vervelend voelen, lees minderwaardig of down voelen. Stel dat we er niet in slagen om iets op ons werk goed te doen of in ieder geval dat we niet tevreden zijn met de resultaten. Dat vormt dan de aanleiding, A.
De C (consequenties)
Vervolgens voelen we ons daar down bij of laten we zeggen minderwaardig. Dat is een reactie die niet rechtstreeks voortvloeit uit het feit dat ons iets niet lukt, maar die het gevolg is van de houding die wij aannemen tegenover het feit dat ons iets niet lukt. Hoe we ons voelen noemen we C van consequentie.
De B (beschouwing)
Nu gaan we op zoek waardoor we ons zo gaan voelen als bij C. Wat is onze houding tegenover het falen? Hier komt zelfacceptatie om de hoek kijken of beter gezegd: het niet accepteren van jezelf. We onderzoeken wat je denkt over het feit dat je ergens in faalt, waardoor je je down voelt. We noemen dat de B van beschouwing.
Waarschijnlijk hanteer je hier één of andere eis naar de wereld om je heen, naar mensen die iets te maken hebben met datgene wat je niet lukt, maar vooral ook eisen naar jezelf. Dat leidt tot bijvoorbeeld het volgende schema:
A: Het lukt me niet om een bepaald systeem doorgevoerd te krijgen op m´n werk.
B: Ik moet er per sé in slagen om dat systeem op m´n werk doorgevoerd te krijgen, anders ben ik waardeloos.
C: Ik voel me down of minderwaardig.
Hier wordt dus gesteld, dat de gevoelens van C het gevolg zijn van B en niet van A. Ik voel me dus niet down doordat het me niet lukt een systeem doorgevoerd te krijgen, maar doordat ik eis dat ik erin moet slagen en doordat ik mezelf anders waardeloos vind.
Deze houding of gedachte B kunnen we nu aan een nader onderzoek onderwerpen. Meestal kunnen we laten zien dat die gedachte helemaal niet klopt! Zulke gedachten zijn vaak eisend van aard en noemen we in de RET irrationeel. Hét uitgangspunt van de RET is dat irrationele gedachten ongezonde, schadelijke psychische reacties tot gevolg hebben in gevoel en gedrag. Anders geformuleerd: ongezonde psychische inspanningen worden veroorzaakt door irrationele gedachten, dat zijn gedachten die een moeten, niet mogen of behoren bevatten. Voorbeelden: ik moet daartoe in staat zijn (en anders ben ik waardeloos), zij mogen mij dat niet aandoen, zij behoren zich anders te gedragen of het mag niet zo oneerlijk zijn.
D (ter discussie stellen of uitdagen van de irrationele gedachten)
Deze irrationele gedachten kunnen we nu ter discussie stellen of uitdagen en dat noemen we de D:
- Waarom moet ik daar per se toe in staat zijn?
- Waarom mogen zij mij dat niet aan doen?
- Waarom mag het absoluut niet zo oneerlijk zijn?
- En hoe word ik minder als ik daar niet toe in staat ben?
Deze vragen geven zelf al duidelijk aan, dat de gedachten niet echt kloppen. Door dit soort vragen verliezen ze hun kracht en dat is ook precies de bedoeling. Want daarmee verliezen ze ook hun werking.
De E (effectieve nieuwe gedachte)
Om de werking van de irrationele gedachte(n) nog verder te verminderen, formuleren we nu een nieuwe effectieve gedachte E, die zo radicaal mogelijk de oude irrationele gedachte B tegenspreekt. In dit geval wordt dat bijvoorbeeld: “Ik mag er precies zo weinig in slagen om dat systeem doorgevoerd te krijgen als blijkbaar het geval is, hoewel ik daar wel heel graag in zou slagen. Daarom doe ik mijn stinkende best om het wel doorgevoerd te krijgen, maar slaag ik daar dan toch niet in, dan slaag ik daar niet in en maakt mij dat zeker niet minder als mens.”
Deze E is nu de nieuwe houding waarmee we onze pogingen om het systeem doorgevoerd te krijgen tegemoet gaan treden en hoe we onze energie daarbij gaan aanwenden. Daarbij valt op dat we ons op geen enkele manier ertoe laten verleiden om een eventueel falen bij voorbaat uit te schakelen door te eisen dat het móet slagen. Komt er frustratie, dan komt er frustratie, is onze nieuwe houding. We accepteren dat dat tot de mogelijkheden hoort. Evenmin laten we ons hierbij verleiden tot het naar beneden halen van onszelf, opdat we geen spanning meer hoeven te beleven met het gestelde doel. Halen we ons doel niet, dan halen we het niet. We lopen niet weg voor de narigheid van frustratie en teleurstelling en proberen deze niet koste wat kost te vermijden.
Zonder energieverspilling en met volledige zelfacceptatie naar ons doel toe werken
We laten een wens dus gewoon bestaan en blijven proberen die te verwezenlijken. We zetten er niet het mes in door te zeggen dat we het toch niet kunnen als waardeloze persoon. Ten slotte stellen we ons zo op tegenover een eventueel falen, dat we onszelf daarin onvoorwaardelijk blijven accepteren. Hoe slecht we het ook doen, hoe slecht anderen ons ook vinden, hoe weinig anderen ons ook waarderen of hoe slecht de omstandigheden ook mogen zijn. Wij blijven onszelf ondanks dat alles accepteren met al onze fouten en onvermogens, met al onze slechte eigenschappen en verkeerde dingen die we gedaan hebben.
Stellen we ons zo op tegenover ons doel, dan verspillen we heel weinig energie bij het proberen om dat doel te bereiken. Dit is het uiteindelijke doel van de RET. Zelfacceptatie speelt daar een heel belangrijke rol in.
Lage Frustratie Tolerantie
De kracht van de RET schuilt in het ontkrachten van irrationele gedachten. Die gedachten veroorzaken dat mensen hun eigen doelen tegenwerken. Ze spelen niet alleen bij een gebrek aan zelfacceptatie een grote rol, maar ook bij een Lage Frustratie Tolerantie. Een Lage Frustratie Tolerantie komt niet voort uit angst voor teleurstelling en pogingen om de pijn daarvan te vermijden, maar uit verzet tegen een situatie of een vereiste inspanning. Deze houding wordt gevoed door allerlei irrationele gedachten:
- Het kan niet zo zijn dat ik zó hard moet werken om die studie te halen!
- Ik hoef toch niet zoveel moeite te doen om een partner te vinden!
- Waarom geven ze mij dat papiertje niet direct en moet ik eerst allerlei instanties aflopen voordat ik het krijg?!
In dit soort gevallen weigeren mensen om zich zoveel in te zetten als blijkbaar nodig is voor de zaak. Ze weigeren te accepteren dat de werkelijkheid is zoals hij is. Ze menen met de werkelijkheid te kunnen onderhandelen alsof ze kunnen zeggen: “Mag het ietsje minder kosten?” Helaas zit de werkelijkheid zo niet in elkaar. Als het om de één of andere reden veel moeite kost om ergens in te slagen, zijn wij niet altijd bij machte om dat te veranderen. Er zit niks anders op dan die onmacht te accepteren. We kunnen de werkelijkheid namelijk niet met een toverstaf veranderen zodat de werkelijkheid anders werkt. Door de irrationele gedachte op te sporen en te vervangen door een effectieve gedachte, kunnen we diezelfde werkelijkheid wel anders gaan ervaren.
Het is vaak de wisselwerking tussen zelfacceptatie en een Lage Frustratie Tolerantie waardoor mensen zich psychisch in de nesten werken. De R.E.T. biedt een krachtig hulpmiddel om daar weer uit te komen en te blijven.
Heeft u na uw bezoek aan deze website nog vragen over R.E.T. of over het Instituut Rationeel-Emotieve Training, neem dan contact op met één van de medewerkers van het Instituut R.E.T. te Haarlem.
Instituut Rationeel-Emotieve Training ( R.E.T. )
Adres en bereikbaar:
Lange Herenstraat 41,
2011 LK Haarlem, 023-5328817
www.ret-instituut.nl
Tekst geredigeerd door: Ceciel Fruijtier
www.fruijtiertekst.nl
Tekstredactie & schrijftrainingen
Ghostwriting & conceptontwikkeling